Stel: je levert bepaalde goederen waarvan de prijs niet onmiddellijk wordt betaald. Je algemene voorwaarden voorzien in een geldig overeengekomen eigendomsvoorbehoud, zodat de geleverde goederen jouw eigendom blijven zolang de prijs ervan niet volledig is betaald. Na levering en vóór de betaling van de volledige prijs gaat de koper failliet. De goederen zijn nog “in natura” aanwezig bij de opening van het faillissement.
Menig man zal bij die laatste vaststelling een zucht van opluchting slaken. De goederen zijn nog aanwezig en zijn jouw eigendom gebleven. Geen vuiltje aan de lucht, want wat kan een sterk recht als het eigendomsrecht in de weg staan?
Het antwoord: de insolventiewet. Artikel XX.194 WER bepaalt dat een rechtsvordering tot terugvordering – ook wel “revindicatie” genoemd – op straffe van verval moet worden ingesteld vóór de neerlegging van het eerste proces-verbaal van verificatie van schuldvorderingen. De datum van het eerste-proces verbaal wordt bepaald in het faillissementsvonnis en situeert zich ongeveer anderhalve maand na de opening van het faillissement.
Anders gezegd, moeten eigenaars van goederen die in het bezit zijn van hun schuldenaar snel – lees: binnen een termijn van enkele weken – handelen wanneer die laatste failliet wordt verklaard. Het niet tijdig instellen van een revindicatievordering gaat immers gepaard met een onherroepelijk verval van de aanspraken van die eigenaars op “hun” goederen. Artikel XX.194 WER is (vooralsnog)[1] onverbiddelijk: te laat is te laat. De tijd kent geen genade, de insolventiewet evenmin.
De harde werking van artikel XX.194 WER wordt enigszins verzacht door artikel XX.155 WER dat de curator verplicht om de “bekende schuldeisers” te verwittigen en uit te nodigen een aangifte van schuldvordering in te dienen. Dit is echter niet waterdicht. Niet zelden kampt een curator namelijk met een informatiedeficit en zal hij of zij niet op de hoogte zijn van het bestaan van bepaalde schulden of schuldeisers-eigenaars. Artikel XX.155 WER ontslaat de eigenaar die zijn of haar eigendom wil revindiceren dus niet van de eigen verplichting om diligent te handelen en zich op tijd en stond te informeren over de situatie van een schuldenaar-bezitter. Databanken zoals Graydon of Companyweb kunnen daarbij helpen.
Hoe ga je dan concreet te werk? Een revindicatievordering instellen is, m.u.v. de termijn, niet aan formele voorwaarden verbonden. Het volstaat dat het verzoek tot teruggave de curator tijdig bereikt. Als je over een eigendomsvoorbehoud beschikt, kan (moet) je dit overigens ook aanvinken bij je aangifte van schuldvordering via het Register[2]. Ervaring leert dat het echter nuttig is (blijft) om de curator tegelijk ook rechtstreeks in kennis te stellen. Je verzoek moet je staven met stukken waaruit jouw eigendomsaanspraken blijken zoals een overeenkomst, algemene voorwaarden,… De curator zal dan vervolgens nagaan of hij/zij deze aanspraken kan aanvaarden, in welk geval de goederen die in natura aanwezig zijn zullen worden teruggegeven[3].
Kort samengevat: als je goederen te revindiceren hebt na faillissement, ben je er maar best als de kippen bij, want de klok tikt ongenadig voort.
[1] Recent stelde het Hof van Cassatie een prejudiciële vraag aan het Grondwettelijk Hof waarin zij polst naar de grondwettelijkheid van de sanctie van verval (toetsing aan artikel 16 Grondwet, al dan niet in samenhang met artikel 1 Eerste Aanvullend Protocol EVRM) (arrest nr. C.23.0184/N).
[2] Zie daarover ook volgende blogpost: https://crivitslegal.be/blog/handleiding-het-indienen-van-een-schuldvordering/
[3] Desgevallend mits betaling van bepaalde kosten (artikel XX.194, derde lid WER).