Sinds 1 september 2023 zijn in het Belgische insolventierecht enkele belangrijke wijzigingen van kracht. Die vloeien voort uit de omzetting van de Europese Herstructureringsrichtlijn. Het scala aan instrumenten voor ondernemingen in moeilijkheden werd verruimd en verfijnd, met de focus op preventie en behoud van continuïteit. De hervorming beperkte zich echter niet tot deze aspecten, maar omvat het volledige insolventierecht. Zo werd naast de uitbreiding van de preventieve systemen en aanpassing van de (gerechtelijke) reorganisatieprocedure ook de faillissementsprocedure op diverse punten bijgesteld. In deze blogpost lichten we de belangrijkste wijzigingen in grote lijnen toe.
1. Preventie
Om de opsporing van ondernemingen in moeilijkheden efficiënter te maken, werden de bevoegdheden van de kamer voor ondernemingen in moeilijkheden verruimd en geoptimaliseerd. Daarnaast kan een schuldenaar voortaan de bijstand van de kamer voor ondernemingen in moeilijkheden vragen om een schikking te proberen te bekomen met een of meerdere schuldeisers. Eventueel kan ook een herstructureringsdeskundige worden aangesteld om zo’n regeling te faciliteren.
2. Reorganisatie
De gerechtelijke reorganisatie met de klassieke indeling in drie pistes werd verlaten en maakte plaats voor enkele nieuwe ‘varianten’. Zo wordt voortaan een onderscheid gemaakt tussen open en besloten procedures en naargelang de finaliteit van de procedure. Daarnaast werd de procedure voor het collectief akkoord inhoudelijk aanzienlijk gewijzigd. De wijzigingen voor KMO’s zijn beperkt.
Dankzij het besloten minnelijk akkoord en (partieel) collectief akkoord over een reorganisatieplan kan een schuldenaar (met bijstand van een herstructureringsdeskundige) onderhandelingen voeren met een of meer schuldeisers zonder dat de opening van de procedure gepaard gaat met publiciteit. Dat laatste wordt immers vaak als problematisch en schadelijk ervaren. Eigen aan de besloten variant is ook dat het aan de schuldenaar (of herstructureringsdeskundige) toekomt te kiezen welke schuldeisers erbij worden betrokken.
De finaliteit van de overdracht onder gerechtelijk gezag werd gewijzigd naar een vereffeningsprocedure. In tegenstelling tot het minnelijk en collectief akkoord is continuïteit (na overdracht) dus niet langer aan de orde. De wetgever maakte zo komaf met de onduidelijkheid die daarover was ontstaan. Het grootste voordeel hiervan is dat een kandidaat-overnemer voortaan in principe vrij kan kiezen welk personeel al dan niet wordt overgenomen.
Veruit de belangrijkste vernieuwing ligt echter op het vlak van de gerechtelijke reorganisatie door collectief akkoord. Zo kwam er een systeem van stemming in categorieën van schuldeisers en kreeg de rechtbank nieuwe bevoegdheden bij de stemming van een plan. Wel werd daarbij een belangrijk onderscheid gemaakt tussen KMO’s en grote ondernemingen. De wijzigingen zijn immers beperkt tot grote ondernemingen. Hoewel KMO’s vrijwillig kunnen kiezen voor het complexere systeem van grote ondernemingen, valt te verwachten dat dit in de praktijk weinig zal gebeuren.
3. Faillissement
Wat de faillissementsprocedure betreft, maakte de wetgever van de gelegenheid gebruik om enkele zaken op punt te stellen. Zo werd komaf gemaakt met de rechtsonzekerheid die was ontstaan over de procedure van kwijtschelding. Voortaan wordt de kwijtschelding automatisch beoordeeld bij de sluiting van het faillissement en komt er geen verzoekschrift meer aan te pas. De gronden voor verzet werden dan weer verruimd, wat onder meer de curator meer slagkracht zou moeten geven.
De grootste innovatie was allicht de introductie van het besloten of stil faillissement (de zogenaamde prepack). Deze procedure maakt het mogelijk dat een schuldenaar, vóór de opening van het faillissement, met bijstand van een beoogd curator in vertrouwelijkheid onderhandelingen kan voeren over de overname van (een deel van) zijn activiteiten. De bedoeling is zo een overdracht na faillissement te faciliteren en de modaliteiten en omstandigheden hiervoor te optimaliseren.
Vermeldenswaardig is ten slotte dat de gerechtelijke ontbinding van ‘lege dozen’ wordt gepromoot en de gewijzigde wet het mogelijk maakt ondernemingen aan de procedure van de gerechtelijke ontbinding te onderwerpen, (zelfs) wanneer aan de faillissementsvoorwaarden in hun hoofde is voldaan.
Hieronder vindt u een overzicht van de verschillende instrumenten die ter beschikking staan van de onderneming in moeilijkheden: